Normatieve wetenschap
Op 17 december jl. was ik in de bevoorrechte positie om mijn proefschrift in het openbaar te mogen verdedigen in de Aula van de Universiteit van Amsterdam. In een goed gevulde Aula ontspon zich een levendige discussie tussen mij en de leden van de promotiecommissie: de heren prof. dr. J. Grin, prof. dr. J.J.M. Hemel, prof. dr. W.G.M. Salet en dr. A.P.M. Veldboer. Het commissielid prof. dr. G.R. Teisman was helaas verhinderd, maar zijn vraag werd voorgelezen door één van mijn twee promotores, prof. dr. F. Hendriks.
Onderdeel van de discussie was de constatering van één van de commissieleden dat mijn proefschrift beschrijvend van aard is en dat niet duidelijk wordt wat ik nu eigenlijk zelf vind van het door mij onderzochte thema. Alhoewel alle vragen die worden gesteld bij een gelegenheid als deze als verassend kunnen worden gekwalificeerd, was dit een vraag die mij enigszins van mijn stuk bracht. Hoezo, wat ik zelf vind? Wetenschap is toch een waardevrije activiteit waarbij de doelstelling is om te registreren en te ordenen? Om op zoek te gaan naar ‘de waarheid’ zonder te laten doorklinken wat de eigen mening is? En ja, in een concluderend hoofdstuk is er ruimte voor reflectie. Maar reflectie is iets anders dan het ventileren van een eigen mening. Een eigen mening is niet iets dat een plaats zou moeten krijgen in een wetenschappelijk werk. Toch? Desalniettemin is mij opgevallen dat er in veel wetenschappelijke publicaties over het thema participatie, het centrale onderwerp van mijn proefschrift, wensdenken doorklinkt. Hier heb ik mij zeer over verbaasd.
Tegelijkertijd laat de vraagstelling van de hooggeleerde opponent zien dat er in de sociale wetenschap spanning zit in registratie en duiding. De aandrang om de eigen mening hier een plaats in te geven is mogelijk niet voor iedere wetenschapper te weerstaan. Toch denk ik dat het essentieel is om dit wel te doen omdat het de kern raakt van wat wetenschap is. Op zoek naar ‘de waarheid’, hoe triviaal ook. Normatieve wetenschap is net zoiets als objectieve journalistiek. In dit laatste gelooft toch ook niemand meer? Of laat ik nu te veel mijn eigen mening doorklinken?